Bron http://www.jacobs-ocplan.nl  
 
Snijden  
Bij niet juist snijden bestaat het gevaar dat het scherpe Stanleymes niet één snede maakt, maar dat ook het onderliggende materiaal wordt beschadigd.
De juiste methode is er voor te zorgen, dat er zo veel ruimte is, dat de onderliggende laag niet door het mes geraakt kan worden.
rollen  
Om bij kopse naden een 20 mm brede lasrand zonder glasvlies te maken, kan men het beste een staalborstel gebruiken. Ook kan men het glasvlies met een schaar afschrappen en hiervoor een PVC buis als steun gebruiken.
Bij het kleven met warme bitumen, moet de baan na het richten, worden gerold. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een PVC buis van 120 - 150 mm doorsnede.
Het gebruik hiervan heeft als voordeel dat de laatste meters van de dakrol ook strak in de bitumen kunnen worden gedrukt.
Bevestiging  
De schroef moet met een langzaam draaiende machines worden vastgezet. En wel zo strak worden aangedraaid dat de oppervlakte van de plaatjes gelijk met de dakbaan komt te liggen. Te strak aangedraaide plaatjes veroorzaken in de twee banen plooien. Als het bevestigingselement veel te strak is aangedraaid wordt door het gewicht van de lasautomaat tijdens het aflassen schade aan de bovenste baan veroorzaakt.
De dakbanen volgens de afbeelding bevestigen. Bij voorkeur plaatjes van 80 x 40 x 1 mm gebruiken.
Het plaatje is bepalend voor de breedte van de overlap en wordt als volgende bepaald: Het plaatje moet 1 cm verder op de dakbaan liggen dan de breedte van het plaatje, plus de breedte van de lasnaad. Met het handlassen is de breedte van de lasnaas 4 cm.
Voor lasautomaten 6 cm. De overlap met handgelaste banen wordt dus: 1+4+2+4 = 11 cm.
Voor een lasautomaat 1+4+2+6 = 13 cm.
Lassen  
Voordat men begint te lassen moet de lucht uit het lasapparaat op de werktemperatuur van 600º C komen.
Een homogene lasverbinding kan men onder alle omstandigheden maken, mits het lasapparaat en de aandrukrol op de juiste manier worden gehanteerd. Het lassen van de naadverbinding gebeurt in twee fasen, nl. het voorlassen en het eigenlijke aflassen.
De voorlas is zeer belangrijk omdat deze verhindert dat de hete lucht aan de achterzijde van de las wegstroomt.
Een voordeel van de voorlas is ook dat de banen niet meer kunnen verschuiven of opwaaien.
Bij het voorlassen houdt men de aandrukrol 3 cm naast de folierand en het lasmondstuk steekt ook zo ver onder de folie. De bovenste baan wordt met een smalle las vastgehecht aan de onderste baan.
De voorlas nooit smaller dan 3 cm maken. Bij het aflassen moet een gedeelte van het glasvlies worden mee ingelast. Optisch wordt het beste resultaat behaald als hele banen over der gehele lengte in één gang worden voorgelast.
Voor het aflassen van de overlap de aandrukrol 2 mm van het vloeibaar geworden materiaal houden.
Het lasmondstuk volledig onder de dakbaan houden zodanig dat de hete lucht in de richting van de aandrukrol blaast. Tussen de aandrukrol en het lasmondstuk een open ruimte van 2 cm houden, waardoor de hete lucht vrij naar buiten kan stromen.
Aandrukrol en lasapparaat gelijkmatig verplaatsen met een stevige druk op de aandrukrol. Er onstaat een lasnaad uitstulping. De snelheid van het lassen wordt door de dikte van de uitstulping bepaald.
Deze moet 2 à 3 mm bedragen. Op deze wijze wordt 1m/min. gelast. De uitstulping geeft tevens de zekerheid dat de lasverbinding volkomen homogeen en daardoor gegarandeerd waterdicht is. De sterkte is gelijk aan die van de dakbaan.
Als tijdens het lassen de noodzakelijke uitstulping NIET onstaat maakt men meestal één van de onderstaande fouten:
1: Niet of te breed voorgelast.
2: Onvoldoende druk op de aandrukrol. Deze moet ca. 7 kg zijn. Dus iets harder drukken.
3: De stand van de aandrukrol is niet juist. Men drukt niet in de richting van de uitstulping. Het drukpunt dus meer naar de uitstulping verplaatsn
Als bij zonnig weer het opppervlak van de dakbaan glad wordt, moet men extra aandacht aan de bovengenoemde 3 punten besteden.
Van de overlap werd het glasvlies over 20 mm verwijderd. De kopse naad moet minimaal 60 mm zijn.
De kopse rand van de reeds geplaatste en gelaste baan heeft soms de neiging wat op te krullen.
Daarom aan het einde van de onderste baan met het voorlassen beginnen. Met de aandrukrol de baan goed vlak drukken. Tot op 20 mm van de kopse naad de overlap iets zwaarder voorlassen. Daarna aflassen zoals bij langsnaden.
Een lasautomaat last in één keer de overlap. Er wordt niet voorgelast. Een lasnaad uitstulping van 2 à 3 mm moet ook bij automatisch lassen worden gevormd. De dikte vand e uitstulping wordt door de rijsnelheid bepaald. De blaasmond moet 6 - 8 mm (1½ sleuf) zichtbaar blijven. Als de tuit te ver onder de folie wordt geschoven, moet de baan ter plaatse van het messingblok te scherp buigen waardoor de lasnaad niet vlak wordt uitgevoerd. Lassnelheid 2 meter per minuut.
Dakrandafwerking  
Aluminium daktrim

Dit randafwerkingssysteem is alleen voor montage op een houten ondergrond of plank geschikt.

Daktrimmen met een smalle oplegging niet breder dan 54 mm gebruiken. Bij de oplegging en in de inplakruimte een bitumeuze pasta zoals Tixophalt, Vedatex of een gelijkwaardig product aanbrengen.

Een strak afgesneden strook OC-Plan 3000 M in de plakruimte drukken. Deze strook op het horizontale gedeelte van de opstand lassen. De inplakruimte met de reeds eerder genoemde kit afwerken.

Aluminium Klemprofiel

Het klemprofiel is weliswaar duurder, maar is wel een betere randafwerking. Bij het aanbrengen van een klemprofiel eerst de hoeken monteren en daarna de lengte symmetrisch tussen de hoekstukken aanbrengen.

Dakrandafwerking ( kraallat )  
De randstrook op de juiste breedte snijden, waarbij het gedeelte wat op het dakvlak wordt gelast 6 - 10 cm moet zijn. De bovenste zijde van de strook op het boeiboord nagelen h.o.h. 15 - 20 cm.
De nagels moeten in het glasvlies - dus niet in de lasrand - worden aangebracht. Vervolgens de driezijdig afgeronde kraallat aan het boeiboord bevestigen.
Bij het verstek van de kraallat de randstrook van onder naar boven insnijden.
Door de insnijding kan de randstrook worden weggebogen.
Nu onstaat ruimte om de volgende randstrook en kraallat aan te brengen.
Deze strook op dezelfde manier bij het verstek insnijden.
Eén van de stroken kan nu rond de kraallat worden getrokken en op de dakbanen worden voorgelast.
Snij nu de horizontaal liggende delen van de strook in, zoals op de tekening is aangegeven. vervolgens met enige nagels bevestigen.
Ook het zijstukje omvouwen en vast nagelen.
De andere strook op dezelfde wijze aanbrengen.
Pas - en in verstek snijden. Hiervoor een warm Stanleymes gebruiken.
Op de plaatsen waar de blaasmond van het lasapparaat tussen de banen kan worden gestoken. de overlap lassen. De gedeelten die niet gelast kunnen worden spatelen.
Randafwerking  
OC-PLAN 3000 M is de ideale rol om randstroken uit te snijden. Omdat in deze rol het glasvlies in het midden zit kunnen er stroken van alle gewenste breedten van worden gemaakt. In OC-PLAN 2000 G zijn standaard rollen van 25, 35 en 50 cm breed ( met twee lasranden ) leverbaar.
Uit een rol van 106 cm breed zijn twee banen met een verschillende breedte te snijden.

Op de eerste schets is de strook te breed. Op deze wijze moet te veel worden voorgelast namelijk van de kim tot 3 cm voor de rand

De strook moet 6 - 8 cm door de kim van het dak worden gelegd. Bij gebruik van een lasautomaat moet het 10 cm zijn. De randstrook wordt eerst bovenop de dakrand mechanisch bevestigd.
De voorlas kan men het beste achteruit werkend maken. Druk de randstrook met de linker voet  goed op de mastiekhoek. Na het voorlassen de randstrook aflassen met lasnaad uitstulping van 2 à 3 millimeter.
Randafwerking ( onder voetlood )  
Onder voetlood kan zonder mastiekhoek worden gewerkt.
In verband met koudebruggen moet het isolatiemateriaal strak tegen de gevel aansluiten.
Hoekafwerking  
Voor randstroken kan het beste OC-Plan 3000 M worden gebruikt. De hoekafwerking kan sneller en strakker worden gemaakt, door in de nek enkele nagels te slaan.
Als OC-Plan 2000 G voor de randstroken wordt gebruikt, dan in de hoek een extra stuk 
OC-Plan 2000 F 3 mm dik zonder glasvlies lassen.
Knip met een schaar een stuk op maat en gebruik het voorlopig als mal. Teken de andere hoekstukken uit de rol af. Op deze wijze worden de hoeken gelijkvormig uitgevoerd.
Hemelwaterafvoeren ( zij-uitloop )  
1. Het gat in de randstrook maken. Ook het vlakke gedeelte wegsnijden.
De dakbaan en randstrook rond de sparing goed mechanisch bevestigen met asfaltnagels of schroeven met volgring.
2. De lasnaad van buis en manchet met warme lucht soepel maken. Vervolgens de uitloop in het gat steken.
3. De bodem van de uitloop aan de dakbaan fixeren.
Stevig aandrukken om een zo vloeiend mogelijk afvoerniveau te krijgen.
4. De manchet op de opstand fixeren en er voor zorgen dat van boven naar onder wordt gedrukt. Hierdoor komt de manchet strak in de kim.
5. De manchet voor de dakrand afsnijden.
Tenslotten voor- en aflassen.
Hemelwaterafvoeren ( onder-uitloop )  
Uit de rol OC-Plan 2000 F 3 mm dik zonder glasvlies een manchet van de gewenste afmetingen snijden. De meest gangbare afmetingen zijn 33 x 33 cm. Met krijt het midden bepalen en met een schaar als passer een cirkel trekken. Hierbij de manchet draaien en niet met de schaar!
De diameter van de cirkel moet ongeveer 1/3 zijn van de diameter van de mal.
Het Stanleymes verwarmen, waardoor men gemakkelijker kan modelleren
Het gat zuiver rond, zonder haken uitsnijden. 
Haken kunnen tijdens het oprekken van de manchet gemakkelijk inscheuren.
De manchet met het lasapparaat rond het gat aan beide zijden verwarmen. Het gat met handen iets oprekken.
De manchet over de mal trekken. Met de juiste uitsnijding zal dan een kraag van 1 1/2 - 2 cm worden gevormd. De machet stevig op de bodemplaat van de mal drukken
Uit de F-folie een gewenste rechthoekig stuk snijden. De lengte is de gewenste hoogte van de buis. De breedte is de omtrek. Deze is 3x de diameter van de buis + 6 cm. Dit stuk aan de kraag van de manchet lassen. In het midden beginnen en links en rechtsom lassen. Er voor zorgen dat een vlakke hand ter ondersteuning van de folie met het lasapparaat meedraait. Vervolgens de overlap van onder naar boven fixeren en aflassen.
In de dakbedekking vrij nauwkeurig het gat voor de uitloop snijden. De dakbanen rondom het gat goed mechanisch bevestigen. Dan de onderuitloop plaatsen.
De manchet volledig voorlassen en hierbij rond het gat - dus van binnen uit - beginnen. De laatste 2 cm met de gebruikelijke 2 à 3 mm uitstulping aflassen.
Doorvoer ( rechthoekig )  
De doorvoer kan met een strook 2000 G of 3000 M in één keer rondom worden bekleed. De lengte van de strook is de vierzijde opgeteld met 10 cm voor de overlap knip de strook bij de vier hoeken in en trek deze rond de doorvoer. Eventueel de doorvoer en de strook 2000 G met een kontaktlijm insmeren.
De insnijdingen met uniform geknipte stukken OC-Plan 2000 F afwerken.
Bovenzijde van de strook mechanisch bevestigen.
Doorvoer ( rond )  
De doorvoer wordt op de dakbedekking gemonteerd. Op de metalen plakplaat een bitumeuze lijm zetten.
Van OC-Plan 2000 G manchet maken die 5 cm over de plakplaat uitsteekt. Deze manchet rondom lassen.
Uit de rol OC-Plan 2000 F een rond of vierkant stuk snijden dat 5 cm groter is dan de eerste manchet. Teken met de schaar het gat af dat ongeveer 5 cm kleiner is dan de diameter van de doorvoer. De manchet verwarmen en oprekken.
De manchet van de ongewapende- aan de gewapende folie fixeren. Bij de kraag met de duim beginnen, de rest van de manchet volledig met de aandrukrol voorlassen tot de laatste 3 cm en deze aflassen.
In de kraag een flinke rups kit spuiten. Hiervoor uitsluitend Tixophalt of Vedatex, etc., gebruiken.
Siliconen hechten niet aan OC-Plan.
Lichtkoepels  
Plaats de lichtkoepelopstand op de reeds aangebrachte dakbedekking. Opstand met schroeven 25 cm h.o.h. monteren. Dit is tevens de kimfixatie. Bepaal met een stukje OC-plan de breedte van de benodigde opstandstrook. De lasnaad van de opstandstrook moet op6 cm voorbij de flens van de opstand komen te liggen.
Op de dakbedekking met een krijtlijn de lengte van de opstandstrook aangeven.
Naast de OC-plan 2000 G ( met glasvlies ) kan men voor de benodigde stroken ook OC-Plan 3000 M (met glasvlies in het midden van de baan ) gebruiken.
De stroken insnijden, vouwen en de bovenliggende strook eventueel modelleren.
De uitsnijpunten in de hoeken versterken met stukjes OC-Plan 2000 F ( 3 mm dik, zonder glasvlies ).
De bovenzijde vand e strook mechanisch bevestigen bovenop de lichtkoepelopstand. Hiervoor een aluminium strip met schroeven of blindspreidnagels met 10 cm h.o.h. aanbrengen.